“Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic enda thu, uuat unbidan uue nu?”

Ja, dit is Nederlands. Oké, het is van heel, heel, heel lang geleden, maar toch. Lange tijd dachten we dat dit ‘liefdesliedje’ zo’n beetje de oudste Nederlandse tekst is, die we ooit hebben teruggevonden. Niet dus!

Ganzenveer

De olla-vogalatekst is meer dan negenhonderd jaar oud. Het is op afstand de meest bekende Oudnederlandse tekst. De zin werd teruggevonden in 1932. Volgens de overleveringen probeerde een monnik uit Vlaanderen(?) in een Engels klooster zijn ganzenveer. Hij schreef deze zin als pennenprobeersel op een stuk perkament. In hedendaags Nederlands staat er vrij vertaald: “Zijn alle vogels met nestelen begonnen, behalve jij en ik? Waar wachten we nog op?” Voor een monnik is het een vrij pikant en uitdagend stukje tekst. De ene vogel (een man) zal het tegen een andere vogel (een vrouw) hebben gezegd om uiteindelijk het spel der liefde te spelen.

Heimwee naar Vlaamse meisjes

Natuurlijk is het erg romantisch om deze zin te zien als oudst overgebleven Nederlandse tekst. Inmiddels zijn er zelfs geleerden die de zin meer op Oudengels of Oudkents vinden lijken. Maar daar heb ik met maar even niet over. Terug naar de monnik! Hij schreef de tekst ongetwijfeld geschreven uit een gevoel van heimwee naar het Vlaamse land en de Vlaamse meisjes. Maar… de taalkundige geschiedenis is niet zo romantisch als we zouden willen. Want bestaat een zin die ouder is dan de Oudnederlandse ‘vogeltjesdans’. En die gaat over een meer zakelijke overeenkomst: slavernij!

Dag vogeltjes. Hallo horigen.

In de Salische wet (de Lex Salica) uit de zesde eeuw staat de formule waarmee heren de vrijheid aan horigen (slaven) konden (terug)geven. De – voor ons lastig te begrijpen – tekst luidt: “maltho thi afrio lito”. Tegenwoordig wordt dit zinnetje als oudste zin van de Nederlandse taal gezien. Vertaal je de tekst naar hedendaags Nederlands, dan staat er iets in de trant van: “ik meld: ik laat je vrij”. Dus: dag vogeltjes, hallo horigen!